Jaarlijks herdenkt het Abbevillecomité in samenwerking met Informativa vzw de vier Brugse oorlogsslachtoffers van Abbeville. Op 20 mei 1940 werden Louis Caestecker, Marie Ceuterick, Jan Ryckoort en Joris Van Severen door Franse soldaten vermoord. De plechtigheid vindt plaats aan het Bourgoensche Cruyce, Wollestraat 35 te Brugge, waar ook een gedenksteen is aangebracht.

Arrestaties

Op 10 mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog in ons land uit. Op bevel van de Belgische overheid werden talrijke aanhoudingen verricht van mensen die op lijsten van de staatsveiligheid als "staatsgevaarlijk" werden gebrandmerkt. Zowel Communisten als leden van leden van diverse Vlaamse verenigingen, Vlaams-nationalisten, aanhangers van Joris van Severens Verdinaso, Joden en buitenlanders die in ons land woonden of toevallig op doorreis waren, werden gearresteerd.

Ook in Brugge pakte de politie 78 mensen op en sloot hen op in de stadgevangenis van 't Pandreitje. Ze werden na heel wat venederingen op 15 mei op transport gezet naar Duinkerke, Béthune en verder naar Abbeville, waar ze op 19 mei aan Franse militairen overgedragen werden. De Fransen wisten niet beter dan dat het om collaborateurs ging, leden van een vijfde colonne die de Duitsers bij hun militaire inval ondersteunden. De Fransen sloten de gevangenen op in de kelder van een muziekkiosk.

Op 20 mei 1940 stond het Duitse leger op het punt Abbeville in te nemen. Enkele militairen wilden verhinderen dat de gevangenen door de Duitsers bevrijd werden. In groepjes van vier haalden ze de arrestanten uit de kelder en schoten hen dood. De executies gingen door tot de Franse luitenant Leclabart tussenbeide kwam en een einde maakte aan het bloedbad. De moordpartij in Abbeville kostte uiteindelijk het leven aan 21 mensen.

Vier Brugse slachtoffers

Onder de 21 slachtoffers waren er vier Bruggelingen.

Louis Caestecker was op 21 juli 1912 in Brugge geboren. De jonge loodgieter was niet politiek actief, maar had een vriend die communist was. Louis werd ervan verdacht ook sympathie te hebben voor de Sovjetunie – in die dagen een bondgenoot van nazi-Duitsland. Dat bracht Louis op de proscriptielijst. De politie kwam hem op 10 mei arresteren, maar hij was niet thuis. Op aanraden van zijn moeder, ging Louis zich later op die dag zelf aangeven: hij had helemaal niets te verbergen. Hij werd opgesloten en samen met 77 anderen naar Frankrijk gedeporteerd, om er in Abbeville doodgeschoten te worden.

Maria Ceuterick werd geboren in Gent op 6 augustus 1879. Haar dochter was getrouwd met de Nederlandse architect Ernst Warris, die als protestantse Nederlander in het katholieke Brugge weinig sympathie verwierf. Op 10 mei was Ernst Warris in Rotterdam op ziekenbezoek bij zijn moeder. Zijn gezin – schoonmoeder, vrouw en dochter – bleef in Brugge achter. Toen de politie Ernst Warris kwam arresteren, vonden ze hem niet thuis; ze pakte dan maar de drie vrouwen op en zette hen gevangen, eerst in het politiecommissariaat in de Hoogstraat en dan in het Pandreitje. Ook zij werden enkele dagen later op transport gezet naar Abbeville. Moeder en dochter ontsnapten aan de dood, maar Maria Ceuterick werd uit de kelder gesleept, met bajonetsteken neergestoken en met geweerkolven de schedel ingeslagen. Ze was 60 jaar.

Jan Ryckoort werd geboren te Harelbeke op 1 september 1889. Hij was gehuwd en vader van twee kinderen. Deze kunstschilder fungeerde als privésecretaris van Joris van Severen. Hij werd samen met van Severen op transport gezet naar Abbeville. Als hij er van Severen volgt om met de Franse militairen te onderhandelen, wordt hij samen met hem doodgeschoten.

Joris van Severen was geboren in Wakken op 19 juni 1894 en was één van de leiders van de Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij werd na de oorlog volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij, maar keerde de parlementaire democratie de rug toe en stichtte begin jaren ’30 het Verdinaso (Verbond van Diets Nationaaal-Solidaristen), een politieke beweging die een Nieuwe Orde voorstond. Toch gaf Joris van Severen aan dat hij met zijn Verdinaso de koning en het land in het verzet tegen de Duitsers zou volgen. Binnen de schoot van de regering Pierlot bestond daarom onenigheid of van Severen wel geïnterneerd moest worden, maar voordat iemand tussenbeide kon komen was het konvooi al op weg naar Abbeville. Daar probeerde hij samen met zijn secretaris Jan Ryckoort op de Franse militairen in te praten en hen te overtuigen van de onschuld van de gevangenen, maar dat mocht niet baten: beiden werden standrechtelijk geëxecuteerd.

Epiloog

Na de tussenkomst van luitenant Leclabart werden de gevangenen uit de kiosk gehaald en opnieuw op transport gezet, deze keer richting Rouen, waar ze tot na de wapenstilstand van juni 1940 bleven.

Op 21 mei 1940 kwam het Duitse leger in Abbeville aan. Ze vonden er aan de kiosk de lijken van de vermoorde gevangenen en lieten hen begraven op het stedelijke kerkhof. De Duitse militaire justitie opende meteen een onderzoek – onder de slachtoffers bevonden zich vier Duitsers, van wie één een agent van de Abwehr, de Duitse inlichtingendienst. De verantwoordelijke Franse militairen, luitenant Caron en sergeant Mollet werden in 1942 door een militaire rechtbank ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Kapitein Dingeon, die het bevel voor de executies gegeven had, was al in 1941 in Vichy-Frankrijk om het leven gekomen.

In 1978 erkende de Belgische overheid de doden van Abbeville als oorlogsslachtoffers. De stoffelijke resten van Louis Caestecker en Maria Ceuterick werden vanuit Abbeville naar De Panne overgebracht en er bijgezet op het militaire kerkhof. De erven van Severen en Ryckoort pasten hiervoor: Jan Ryckoort en Joris van Severen kregen in de jaren 1950 een praalgraf in Abbeville, waar ze nog altijd rusten.

Op initiatief van mevrouw Gaby Warris, overlevende van het drama in Abbeville en kleindochter van Maria Ceuterick, werd op 9 november 1996 een gedenksteen geplaatst in de Wollestraat in Brugge. Elk jaar brengt het Abbevillecomité er hulde aan de slachtoffers.

Gulden Spoor